Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [6]vreemden staan tegen mij op, en tirannen [7]zoeken mijn ziel; zij [8]stellen God niet voor hun ogen. [9]Sela. 6. De stad Zif was wel in Juda, en de woestijn Zif daaraan gelegen, Joz.15:24, maar David noemt hen vreemden, of uitlanders, omdat zij met hun barbaarse en onnatuurlijk gemoed tegen den onschuldigen David betoonden dat zij geen rechte Israelieten of Abrahams kinderen waren. Verg. hfdst.59 vs.6,9. 7. Dat is, staan naar mijn leven. Zie 2 Sam.4:8. 8. Hebr. zij stellen God niet tegenover zich; dat is, zij hebben God niet voor ogen. Alzo hfdst.86 vs.14. 9. Zie hfdst.3 vs.3.